Concertserie Beek - Sint-Bartholomaeuskerk - Beek bij Nijmegen

Cantus Cölln  


DE GELDERLANDER/MAANDAG 19 MEI 2003
Tintelend spel solisten onder elkaar
Cantus Cölln o.l.v. Konrad Junghänel (tevens luitbegeleiding)
Door MAARTEN-JAN DONGELMANS
Met het solistenensemble Cantus Cölln heeft de Concertserie Beek zaterdagavond haar concertreeks subliem afgesloten. Vijf stemmen zingen de sterren van de hemel in onbekend repertoire uit de tijd van de Dertigjarige Oorlog (1618-1648) of vlak daarvoor. En toch is de Beekse parochiekerk niet tot de laatste plaats bezet. Zonde.
Wat Cantus Cölln zo bijzonder maakt? Allereerst de bescheiden, trefzekere leiding van oprichter Konrad Junghänel. Met zijn luit naast het ensemble gezeten stimuleert en begeleidt hij het tintelende vocale spel van solisten onder elkaar. De vijf spelen elkaar met het grootste gemak de bal toe en wisselen stuivertje alsof het niets is. Bewonderenswaardig is de homogeniteit die dit alles domineert. De individuele stemmen smelten perfect samen. Eensgezind is ook de tekstexpressie. Met subtiele middelen wordt een maximum aan zeggingskracht gecreëerd. In het eerste werk Was betrübst Du dich, meine Seele uit Israelsbrünnlein van Schein is het wat dat betreft meteen raak. De door de tekst ingegeven suggestie van onrust komt formidabel over. Toch wordt nergens gekunsteld gezongen. De totaalklank van Cantus Cölln is vol en rijk geschakeerd. In de diverse stukken van Schein, Schütz, Albert, Lechner en Rosenmüller is het telkens een genot zo'n palet aan kleuren te horen. Van de stemmen valt vooral die van Gerd Türk op. Wat een mooie resonans heeft deze tenor. Weelderig en heel stijlbewust. Maar de overige leden doen voor hem niet onder. Elisabeth Popien beschikt over een plooibare altstem die ook in de hoogte veel mogelijkheden bezit.

 
Cantus Cölln Dat laatste komt duidelijk tot uiting in het duet met de sopraan Johanna Koslowsky (Bone Jesu, verbum patris van Schütz). Na alle melancholieke klanken horen we een temperamentvolle samenspraak die terecht een open doekje oogst. Ook het in een virtuoze roes voorbij-ijlende terzet Benedicam Dominum van Rosenmüller door de tenoren Gerd Türk en Wilfried Jochens, en de bas Stephan Schreckenberger ontlokt entousiaste reacties bij het tussen de nummers meestal niet klappende Beekse publiek. Tot de hoogtepunten behoren verder de cyclische werken van Lechner en Albert (Deutsche Sprüche en Eine musikalische Kürbishütte). Die komen aan opbouw en spanning niets te kort. Jammer alleen dat het boekje hier en daar niet alle gezongen teksten bevat.
 
DE GELDERLANDER/MAANDAG 10 MAART 2003
Orgel en viool romantisch samen
Robert Windak, viool, en Cor van Wageningen, orgel
Door MAARTEN-JAN DONGELMANS
 
Jammer dat de orgelrecitals in de Beekse parochiekerk altijd wat slapjes bezocht worden. Terwijl ook hier, net als bij de grootser opgezette koor- en orkestuitvoeringen van de Concertserie Beek, toch vrijwel altijd sprake is van bijzondere programmeringen.
Neem nou dit zaterdagavondconcert van 'huisorganist' Cor van Wageningen en de Poolse violist Robert Windak, waarop met verve een lans wordt gebroken voor de onbekende componist Josef Gabriel Rheinberger (1839-1901). Achter weinig verrassende titels als Suite c-moll für Violine und Orgel opus 166, en Adagio und Fuge g-moll für Violine und Orgel opus 150 blijkt fantastische muziek schuil te gaan. Een kolfje naar de hand van Van Wageningen en Windak die hun instrumenten romantisch laten samensmelten.
Daar zag het in de eerste minuten overigens niet naar uit, want het Praeludium uit de Suite in c werd aanvankelijk ontsierd door een ruwe toonvorming van de violist en enkele intonatieproblemen. Een kwestie van even inspelen waarschijnlijk, want vanaf het tweede deel, de Canzone, valt er niets meer aan te merken op het gebodene.
 
De beide spelers etaleren pure romantiek in de op een Bachkoraal lijkende intro en spannen grote melodiebogen. Het afsluitende Moto perpetuo gaat in één ononderbroken, gestroomlijnde beweging en loopt uit op een stretto dat rapsodisch eindigt. De hartstocht laait op dit punt hoog op, met een volle orgelklank en hevig emotioneel vioolspel, gepresenteerd in een stevige streek. Hier en in Adagio und Fuge g-moll valt eens te meer op hoe hecht het duospel onder alle omstandigheden blijft. De fuga is trouwens allesbehalve saai en academisch. Met dank aan de innemende vioolpartij. Rheinberger, ooit net zo populair als Brahms en Schumann, grossiert ook in dit stuk met betoverende melodievondsten. Zijn muziek voor de verrassende combinatie viool-orgel smaakt duidelijk naar meer.
Met het eerste deel uit de Tiende Orgelsonate in b, opus 146 ligt dat wat anders. Hier schurkt Rheinberger net iets te ongeïnspireerd tegen Bach aan. Daar staat tegenover dat het tweede deel ('Thema mit Veränderungen') imponeert door warme ingetogenheid en een breed kleurenpalet. Van Wageningen, die Rheinberger eerder speelde op het voor deze muziek zo geschikte grote Sauer-orgel, gebouwd in 1885 in de Amsterdamse Sint-Nicolaaskerk, weet met zijn registraties en muzikale intuïtie precies de juiste opbouw en sfeer te scheppen.
 
DE GELDERLANDER/MAANDAG 10 FEBRUARI 2003
Stemmen versmelten op ideale wijze in de muziek van Monteverdi
Renaissance in Beweging door het Oude Muziek Koor o.l.v. Daniel Reuss m.m.v. het Ensemble Séverin
Door MAARTEN-JAN DONGELMANS
 
Polyfone muziek uit de Renaissance en de vroege barokperiode vormt voor koren altijd een aantrekkelijke testcase. In het lijnenspel, de zuiverheid en de tekstexpressie kan een ensemble optimaal laten horen wat het waard is. Een kolfje naar de hand dus van het Oude Muziek Koor onder leiding van Daniel Reuss, deze zaterdagavond vooral na de pauze uitstekend op dreef, wanneer de stemmen op ideale wijze versmelten in de muziek van Claudio Monteverdi (1567-1643). De geheel bezette Beekse parochiekerk geniet met volle teugen en is gul met haar waardering. Terecht: dit is koorcultuur in optima forma. In de Latijnse sacrale werken komen de fijnste nuances tot uiting. Muziek als een niet aflatende stroom van klanken en kleuren: dat is het Oude Muziek Koor wel toevertrouwd. Al jaren. Reuss en zijn ensemble zingen dit genre bovendien met een prettige dosis spontaniteit. Voor de pauze, in de werken van Andrea Gabrieli (ca. 1510-1586), klinkt het allemaal wat afstandelijker, een beetje laconiek zelfs. Gabrieli's boetepsalm Domine, ne in furore tuo arguas me wordt gekenmerkt door mooie lange lijnen,
 
transparantie en een voortreffelijke dictie. Deze 'rustige' binnenkomer bevat op gezette tijden uitgekiende tempoversnellingen die de muziek een intense gloed verlenen. Het koor zingt allesbehalve strak of steriel, zoals een koor met jongens en mannen. Reuss investeert liever in een eigentijdse invulling van het begrip 'authentiek musiceren'. Fris van de lever en toch stijlbewust.
De tweede psalmzetting van Gabrieli, het Miserere mei Deus, klinkt zo mogelijk nóg doorleefder. Hier zorgen gambist Joshua Cheatham en organiste Tineke Steenbrink voor een harmonische ondergrond. De kansen die de componist biedt om aan tekstuitbeelding te doen, worden subtiel benut.
Prettig is de afwisseling van al die vocale weelde met twee instrumentale Sonata's van Benedictus Buns (1642-1716), de carmeliet die zijn gevarieerde oeuvre in Boxmeer schreef. Het Ensemble Séverin, bestaande uit twee violen, cello/gamba en orgel, paart een verfijnde speeltrant aan hecht ensemblespel. De deeltjes gaan vederlicht, soms voorzien van een poëtische toets, dan weer van omkleed met tederheid.
 
DE GELDERLANDER/MAANDAG 20 JANUARI 2003
Pelgrimage komt muzikaal tot leven
Concert door Fala Música
Door PAUL VERGEEST
 
Een van de meest beroemde pelgrimsreizen ter wereld is wel de tocht naar het Spaanse Santiago de Compostela, waar de heilige Jacobus begraven ligt Waarschijnlijk zijn in de loop der eeuwen miljoenen gelovigen te voet vertrokken naar dit heilige oord.
Een interessant gegeven, zeker voor de adepten van de middeleeuwse muziek, die hier een ideaal middel zagen en zien om de trektocht, die door allerlei culturen en landschappen voert, muzikaal te kunnen verklanken.
De groep Fala Música heeft met behulp van oude bronnen, zoals de Codex Calixtinus geprobeerd een gevarieerd programma samen te stellen, waar de vele aspecten van zo'n tocht door Europa naar het noord-westen van Spanje gevolgd kunnen worden. Fala Música bestaat uit een zestal muzikanten, die hun sporen al ruimschoots verdiend hebben in de bekende festivals van oude muziek, zoals in Brugge en Utrecht. Ze zingen en spelen met de bedoeling de authenticiteit van de middeleeuwse muziek zo duidelijk mogelijk voor zich zelf te laten spreken.
Beroemde namen als Guillaume de Machaut en Philippe de Vitry mogen niet ontbreken.
 
Machaut staat in de muziekgeschiedenis bekend als de grondlegger van de meerstemmige muziek, en heeft met zijn Mis geschiedenis geschreven, omdat niemand daarvoor de Latijnse mis op papier had geschreven. Van Machaut werd zaterdag een Virelai gezongen, een lied waar de minnaar, op reis ver van zijn aanbeden vrouw, hoopt op een snelle terugkeer. Christopher Kale zong deze muziek eerlijk, en met een heel gevarieerde klank in zijn stem, die ook in het hoge bereik zeer soepel bleek.
De sopraan Nancy Mayer ontpopte zich als een zangeres die geen enkele moeite had met de hoge liggingen, die de middeleeuwse manuscripten voorschrijven. Ze zingt zo zuiver, dat de begeleidende blokfluit samensmelt met haar stem. Een ervaring die je maar zelden meemaakt.
Eenmaal aangekomen in Santiago is daar het befaamde boek de Codex Calixtinus. Hierin staan composities die rond 1100 ontstaan zijn. Met indrukwekkende passages, zoals het Alleluia, gezongen door twee musici, zonder begeleiding. Christopher Kale en Bram Verheijen lieten hun kelen de vrije loop, waardoor de tweestemmigheid als kronkelende draden door de kerk zweefde. Het inlevingsvermogen was een eigenschap die bij alle zes de musici te bespeuren viel. Of het nu ging om het soepele fluitspel van Maurice van Lieshout of het intieme getokkel op de vedel van Hans Lub, de indruk van een reis door de Middeleeuwen werd steeds sterker en voelbaarder.
Dat is de sterke kracht van Fala Música.
 
DE GELDERLANDER/MAANDAG 2 DECEMBER 2002
Authentieke Bach-vertolkers missen heilig vuur
Concert door Sigiswald, Wieland en Barthold Kuijken (viool, gamba en fluit) en Ewald Demeyere (klavecimbel)
Door PAUL VERGEEST
 
Echte pioniers waren ze: de drie gebroeders Kuijken, die vanaf het einde van de jaren zestig de barokmuziek zo onder de aandacht hebben gebracht. Afkomstig uit België, bleken ze in staat op een ongelooflijk snelle manier de muziek van Bach en zijn tijdgenoten zó anders te gaan spelen dat met name in Nederland de oren flink werden geopend.
Het was hier nog lang niet de gewoonte om Bach te spelen op originele violen, dat wil zeggen met darmsnaren, waardoor een heel speciaal geluid ontstond. Veel transparanter en daardoor beter geschikt voor de oude muziek.
De drie broers Kuijken, we hebben het dan over violist Sigiswald, gambist Wieland en fluitist Barthold, zijn nog altijd actief. Ze zijn natuurlijk een flink aantal jaren ouder geworden, en dat betekent voor hen dat het lesgeven belangrijker is geworden.
Niet dat het musiceren daarom minder intens zou zijn, maar het heilige vuur is er wel een beetje uit. Dat was zaterdag tijdens hun optreden in Beek goed te horen.
Sigiswald Kuijken bespeelt zijn viool nog altijd met een grote souplesse, maar af en toe viel de klank in de laagte wat weg. Jammer, want het hele concert, met louter stukken van de grote Bach, was zeker de moeite waard.
 
In de Vioolsonate in E, BWV 1016 speelde Sigiswald af en toe over de noten heen. Daarbij misschien gestimuleerd door een erg snel tempo van het slotdeel.
Alle bewondering overigens voor zijn begeleider Ewald Demeyere. Hij voelde zich niet bepaald een dienaar achter zijn klavecimbel, maar leverde subliem weerwerk met zijn tempovast en betrouwbaar spel.
Barthold Kuijken was erg verkouden en snakte tijdens zijn uitvoering van de Fluitsonate in b, voortdurend naar adem. Dit zorgde af en toe voor een stokkende fluittoon, maar de snelle delen hadden daar geen last van.
De viola da gamba klonk in de handen van Wieland Kuijken als een echt oud instrument. Dat wil zeggen: het geluid wist nauwelijks te ontstijgen boven de begeleiding van het klavecimbel, dat hier iets te opdringerig uitviel. In ieder geval zette het de luisteraar wel aan tot een nog meer gespitst oor, tijdens Bach's Sonate in D voor gamba.
Alle vier de musici waren op volle sterkte te horen in twee bewerkingen van triosonates voor orgel. Hier zorgden de gebroeders Kuijken en Ewald Demeyere aan het klavecimbel voor mooi doordachte muzikale lijnen, waar Bach het patent op heeft. Je vergat dat je naar een orgelwerk luisterde, zodat de Triosonates in g klein en G groot een waar feest voor het oor werden. Ze kunnen het af en toe nog wel, die drie broers uit België.
 
DE GELDERLANDER/DINSDAG 12 NOVEMBER 2002
Bijbelse muziek in bekende en onbekende vorm
Concert door Claron McFadden (sopraan) en David Jansen (orgel)
Door PAUL VERGEEST
 
Het concert, zaterdag in de Bartholomaeuskerk in Beek, leek veel op een muzikaal experiment. Want om op één concert de bezoekers te confronteren met een totaal onbekende componist, samen met een wel bekende toondichter, dat moet verrassingen opleveren. Zeker als die bekende componist Dvorák blijkt te zijn, in combinatie met de totaal vergeten Peter Cornelius (1824-1874). Bovendien ging het in beide gevallen om werken waar bijbelse teksten centraal stonden.
Bij Peter Cornelius ging het om zijn Vater Unser, dat hij zelf heeft omgewerkt in fraaie gedichten, en van passende muziek heeft voorzien. Cornelius heeft altijd in de schaduw gestaan van andere meer bekende componisten, zoals Schumann en Liszt. Misschien wel terecht, want de melodieën van Cornelius zijn flink zoetsappig. Daar kon zelfs de buitengewoon fraaie stem van de uit Amerika afkomstige Claron McFadden niks aan veranderen. Samen met organist David Jansen (die de zieke Cor van Wageningen verving) gaf ze evenwel een zeer integere indruk van deze overromantische compositie.
Claron McFadden heeft vooral carrière gemaakt bij operahuizen en festivals. Dat is ook te horen.
 
Haar manier van zingen blijft sterk op de luisteraar gericht, alsof ze hem of haar er echt bij de haren wil bijslepen, om maar zo goed mogelijk de bedoeling van de componist te begrijpen. Bij de Biblische Lieder van Dvorák gaat het ook om zeer religieuze teksten, die vooral uit de psalmen genomen zijn. Dvorák was tijdens het schrijven van dit werk erg onder indruk van de dood van Tchaikowsky en de Duitse dirigent Hans von Bülow. Daardoor laten deze reeks liederen, ook geschreven voor orgel en sopraan, een heel authentieke indruk achter. Af en toe hoor je de Slavische achtergrond van de componist opduiken, niet alleen als de tekst gaat over de hulpeloze mens, die zijn zonden moet verantwoorden voor God, maar ook in de uitbundigheid van het slot, waar de Heer wordt toegejuicht in een haast extatische hymne. Maar het is opnieuw de fabuleuze vocalistiek van Claron McFadden die je de adem doet inhouden. Ze gebruikt nauwelijks een vibrato bij het zingen, waardoor de stem letterlijk een verlengstuk van een orgelregister wordt, en zo als twee onlosmakelijke partijen fungeren.
David Jansen intussen gaf te kennen dat hij over een groot aanvoelingsvermogen beschikt, om de sfeer van de Biblische Lieder voor de volle honderd procent over te dragen. Ook in zijn solowerk: een gedeelte uit de Vijfde orgelsonate van Mendelssohn, sprak zijn aangeboren dispositie voor het instrument. Geen wonder, want hij won in 2000 de eerste prijs van het Internationaal Orgelconcours in Nijmegen.
 
DE GELDERLANDER/MAANDAG 7 OKTOBER 2002
Vocale weelde in moeilijke muziek
Concertserie Beek: Nederlands Kamerkoor o.l.v. Micha Hamel.
Door MAARTEN-JAN DONGELMANS
 
Moderne muziekspecialist Micha Hamel (1970) staat volop in de belangstelling. Zijn muziek klonk eind september op het Internationaal Vocalisten Concours in Den Bosch en afgelopen week dirigeerde hij het Nederlands Kamerkoor in een afgewogen en vooral spraakmakend programma. Dat laatste deed Hamel zaterdagavond ook in een bijna volle Bartholomaeuskerk in Beek-Ubbergen. Maar helemaal happy met de wijze waarop de organisatie van de Concertserie Beek zijn programma naar buiten had gebracht, was hij niet. "Wie dit recital de titel Hemel, Aarde en Sterren meegeeft (zoals de Concertserie Beek in haar eigen programmablaadje en voorpubliciteit, MJD), dekt de lading niet helemaal", zo vertelde Micha het publiek enigszins teleurgesteld vlak voor het slot. Zijn thema was toch echt die 'kosmische mis' geweest, waarover het officiële programmaboekje zo boeiend uitleg geeft. Mis of niet, met dit concert heeft het nieuwe seizoen in Beek-Ubbergen een ijzersterke start gemaakt.
 
Vanwege de vocale weelde in hondsmoeilijke muziek, maar vooral door het shockeffect waarvan het Nederlands Kamerkoor zich onder Hamels inspirerende leiding bedient. Na de pauze krijgt het publiek bijvoorbeeld een wondermooie versie van twee overbekende koren van Saint-Saëns te horen, gevolgd door de diffuse klankweefsels van Nella città dolente van Rob Zuidam. Wat een overgang! Vijf dames en drie heren etaleren een duizelingwekkende zangkunst die huilt, klaagt, en vooral schrijnt. Over contrasten gesproken: Poulencs Salve Regina, vol ingetogenheid, tederheid en evenwicht, staat tegenover een swingende Tippett. Diens vijftig jaar geleden geschreven huldeblijk aan de Britse vorstin Elizabeth II (Dance, Clarion, Air) sprankelt en schittert extravert met grootse sopraanuithalen. In de stukken zelf scherpen Micha Hamel en het koor de tegenstellingen ook vlijmscherp aan. Onder meer in het openingsstuk 0! Kosmos van Vivier. Wat een stem- en ademtechniek. En daarnaast ook nog eens sissen, reciteren en ademruisjes produceren. Aan suspence geen gebrek. Zelfs een doodssnik duikt op.
 
DE GELDERLANDER/VRIJDAG 5 OKTOBER 2002
Aantrekkelijke items uit tien eeuwen muziek
Het Nederlands Kamerkoor opent morgen het 29e seizoen van de Concertserie Beek
Muzikale kanjers in de Beekse parochiekerk: het is inmiddels een traditie
'Alle grote namen zijn hier geweest'
Door MAARTEN-JAN DONGELMANS
 
BEEK/UBBERGEN. Over de vraag wat de Beekse parochiekerk als concertlocatie zo bijzonder maakt, hoeft organist Cor van Wageningen, een van de drijvende krachten achter de Concertserie Beek, niet lang na te denken. "De ruimte schrééuwt, door de hele uitbundige barokke sfeer, om prachtige muziek. Toch biedt de concertserie altijd meer dan barokmuziek alleen. Dit jaar staan op acht concerten aantrekkelijke items uit tien eeuwen muziek centraal. Opnieuw een evenwichtige mix."
Van Wageningen stelt de programma's samen met Mieke Hoofd. Zij doen dat namens het tienkoppige bestuur van Concertserie Beek. Aan de hand van thema's worden musici uitgenodigd. Voor het concert rond de Spaanse bedevaartsplaats Santiago de Compostela (18 januari) konden Van Wageningen en Hoofd bijvoorbeeld terugvallen op het ensemble Fala Musica. Voor die groep construeerde musicoloog Kees Vellekoop een muzikale ontdekkingsreis die, via de 14e eeuw, uiteindelijk bij 12e-eeuwse Jacobusmuziek uit de Codex Calyxtinus belandt.
Tijdens het openingsconcert van morgenavond klinken modernere klanken.
 
Het Nederlands Kamerkoor, al vele jaren in Beek te gast, treedt op onder leiding van Micha Hamel met het programma Hemel, Aarde en Sterren (werken van Koechlin, Saint-Saëns, Tippett, Zuidam en anderen) De opzet is 'een soort moderne mis, waarin de traditionele misdelen afgewisseld worden met werken waarin natuur en kosmos centraal staan'.
"We beginnen dit jaar met een highlight", oordeelt Cor van Wageningen. "Maar ook de optredens van de Belgische gebroeders Kuijken met kamermuziek van Bach (30 november) en Cantus Cölln onder leiding van inspirator Conrad Junghänel met Geistliche Konzerte uit de Dertigjarige Oorlog (slotconcert 17 mei) beloven veel. Verder komen dit seizoen niet alleen het begin van de vorige eeuw, maar ook de Romantiek, de barok en de Renaissance nog voorbij." Van Wageningen vervolgt: "Iedereen vindt het heerlijk om in deze ambiance en akoestiek op te treden. Alle grote namen zijn hier geweest. Van het Orlando Consort tot René Jacobs. En het publiek waardeert het. De groep abonnementhouders vertoont een stijgende lijn."
Hoeksteen van de verbluffende kwaliteit van de Beekse serie vindt Van Wageningen zeker ook de gedreven vrijwilligers die de organisatie dragen. "Zij vullen elkaar precies aan: van het verzorgen van de publiciteit tot de werving van sponsors. Ook handige mensen voor zaken als licht en geluid ontbreken niet. Dat alles bij elkaar maakt de serie in Nederland toch wel héél opmerkelijk."